‘Eind volgende week zijn er tienminutengesprekken. Ben je er dan ook bij?’ De school is net uit en mijn mentrix komt het lokaal binnen. Ik schrik er een klein beetje van. Vorig jaar heb ik er wel bij gezeten, maar toen deed mijn mentrix de gesprekken en zaten de ouders lekker thuis op de bank achter het beeldscherm. En nu moet ik ze in het echt gaan ontmoeten en ook de gesprekken voeren. ‘Ja zeker’, zeg ik. ‘Alleen zijn jullie er wel bij? Of moet ik het alleen doen?’
Ouders… ik vind ze van ver af heel aardig, maar van dichtbij best een beetje eng. Als ik ze zie, vraag ik me vanbinnen altijd af wat ze van me vinden; of ik wel goed voor hun kind zorg en of ze mij wel een geschikte juf vinden. In de eerste jaren van mijn studie heb ik nog niet zoveel met ze te maken gehad. Hooguit met een verjaardag of een vergeten tas inclusief broodtrommel. Maar nu komt het erop aan. Bij juf zijn hoort ook het contact met de ouders.
Een team met ouders
Omdat ik als Samen opleiden-student (lintvariant van de voltijdpabo) wekelijks op school loop, kennen de ouders mijn gezicht. En andersom natuurlijk ook. We zijn daardoor geen volstrekt onbekenden van elkaar. Dat maakt de stap richting de gesprekken kleiner. En gelukkig is mijn mentrix erbij: ‘Ja, wij zijn er ook bij. We helpen je gewoon! Zie het maar zo: je vormt samen met de ouders een team om het beste te zoeken voor het kind.’
Samen gaan we er eens voor zitten. We kijken de lijst na welke ouders er welke avond komen. Mijn mentrix komt met het idee om de ouders te verdelen. Bij sommige ouders begin ik het gesprek en bij andere ouders doet mijn mentrix dat. ‘En tijdens het gesprek vullen we elkaar aan’, aldus mijn mentrix. Ik ben heel blij met dit idee.
Elke dag een praatje
Ondanks deze fijne aanpak zakt de spanning nog niet helemaal. Ik wil het zo graag goed doen. Ieder kind gun ik dat het op zijn plek zit in de klas en dat het genoeg aandacht en zorg krijgt. Mijn onzekerheid, die voor de klas nooit te zien is, komt weer naar boven. Ik besluit het aan te geven bij mijn SLB’er. ‘Lijkt het je geen idee om elke dag om 15:00 bij het hek met een ouder een praatje te maken als dat lukt?’, stelt ze voor. ‘Dan maak je de stap voor jezelf nog iets kleiner.’ Dit is een goed idee! Iedere dag, zodra de bel gaat en de kinderen de klas uit lopen, loop ik wat dichter naar het hek toe. De ene dag schiet een ouder mij aan, de andere dag loop ik naar iemand toe om eens te vragen hoe het gaat met een zieke vader; en zo is er elke dag een praatje met iemand. Bijvoorbeeld om eens te vragen hoe het gaat met de moeder die net bevallen is van een baby. Ik mag even in de wagen kijken en bewonder het kleine meisje. Een klein en simpel gesprekje, waardoor we elkaar alvast leren kennen.
Volle verantwoordelijkheid
De dag van de eerste tienminutengesprekken ben ik gespannen. Alle informatie van de kinderen heb ik doorgelezen in ParnasSys en daarna nog besproken met mijn mentrix. Om half 7 komen de eerste ouders binnen. Ik trap af. ‘Welkom!’ En ik stel mijzelf voor. Stiekem voelt het best leuk; alsof je de volle verantwoordelijkheid hebt. De tijd vliegt voorbij; het gaat eigenlijk heel goed. Als om 9 uur de laatste moeder het lokaal uitloopt, kijk ik mijn mentrix aan en zeg: ‘Was ik daar nou zo zenuwachtig voor?’