De scholen die al vier jaar erkende opleidingsschool zijn, krijgen een prolongatiemoment: ze worden beoordeeld of ze hun certificering mogen behouden. Tijdens die prolongatie wordt getoetst hoe de school zich verder heeft ontwikkeld als opleidingsschool. Hoe gaat dat in z’n werk? Peter Ruit blogt erover.
Aanstaande leraren volgen voor minimaal 40% van de opleiding tot leraar basisonderwijs in de praktijk, dus op een opleidingsschool. Om de kwaliteit van die werkplekleeromgeving te borgen is een Zelfevaluatie kader (ZEK) ontworpen, samen met Jeannette Geldens en Herman Popeijus van de Kempel hogeschool. Lees hierover meer op onze website samen in ontwikkeling. Dit instrument wordt door de scholen die een erkende opleidingsschool willen worden, gebruikt om de kwaliteit van het opleiden in hun organisatie en de samenwerking met het opleidingsinstituut te toetsen. Op grond van deze reflectie stellen zij een ontwikkelplan op, waaruit blijkt waar ze de komende vier jaar aan willen werken om de kwaliteit van het samen opleiden te verhogen en te borgen. Bij die erkenning beoordeelt een auditcommissie (bestaande uit vertegenwoordigers van het werkveld en het instituut) of er voldoende vertrouwen is in de ontwikkeling van de opleidingsschool. Een erkenning geldt voor vier jaar.
Na vier jaar is er een prolongatie, waarbij getoetst wordt op welke wijze de school zich verder ontwikkeld heeft als opleidingsschool. De prolongatie is anders dan bij de erkenning, omdat bij de prolongatie er sprake is van een peer review-beoordeling. Dat wil zeggen dat de deelnemende drie scholen van tevoren elkaars documenten bestuderen en vervolgens tijdens het prolongatiemoment met elkaar in gesprek gaan om de ontwikkeling van het samen opleiden te toetsen. Vooraf schrijft iedere school een kritische zelfreflectie over de ontwikkeling van het samen opleiden. Daarnaast levert de school bewijsmaterialen aan waaruit blijkt dat zij zich verder ontwikkeld heeft, sinds de erkenning van vier jaar geleden.
De rol van de auditcommissie bij de prolongatie is die van procesbegeleider en geeft een eindoordeel op basis van de beoordelingen die de vertegenwoordigers van de te prolongeren scholen (directie, schoolopleider en een werkplekbegeleider) schrijven.
We hebben inmiddels drie prolongatiemomenten gehad en de ervaringen zijn overwegend positief. Het onderlinge gesprek blijkt verrijkend te zijn en helpt verder in het ontwikkelen als opleidingsschool. De suggestie is gedaan om dit niet tot een dagdeel met drie scholen te beperken, maar om dit met vier of vijf scholen te doen en daar dan een hele dag voor uit te trekken. Het uitwisselen van ervaringen met elkaar over het opleiden van aanstaande, startende en zittende leraren is heel waardevol gebleken. Waar de deelnemers aan moeten wennen is de rol van peer assessor. Het beoordelen van elkaars documenten en op basis van de kritische dialoog een oordeel over de ontwikkeling van de opleidingsschool te geven, zal wat meer aandacht moeten krijgen. Er is gekozen voor een peer review-assessment om daarmee de gezamenlijke verantwoordelijkheid te benadrukken van de partners in het samen opleiden van aanstaande leraren. De gezamenlijke drive om samen verantwoordelijk te zijn om goede christelijke leraren op te leiden, is de motor om de kwaliteit te borgen en te verhogen. Bovendien bedenken de deelnemers manieren om het prachtige vak van onderwijzen meer voor het voetlicht te brengen en meer jongeren enthousiast te maken om leraar te worden.